Door de muzikanten te onttrekken aan hun vertrouwde omgeving - de concertzaal en het repetitielokaal - en ze te verspreiden over het landschap,
legt de fotograaf het accent op hun menselijk aspect. Enkel de aanwezigheid van instrumenten herinnert aan hun muzikale vaardigheid.
De foto van de dirigent verduidelijkt dat deze schijnbare solisten tot een groot fanfareorkest
behoren en zich door zijn toedoen moeiteloos harmonieus verenigen.